zaterdag 7 maart 2020

Migratie

Ik wipte snel de Vomar binnen om wat laatste boodschapjes te doen voordat we af zouden reizen naar het Afrikaanse continent. Terwijl ik mijn weg zocht in het schap met kattenvoer kwam er naast mij, met piepende remmen, een scootmobiel tot stilstand. Mijn arm werd vastgepakt.

Het was O., de Noorse brei-juf die mij jaren geleden op z'n Noors leerde breien tijdens de workshops op zaterdagochtend in de handwerkzaak. Met de draden van de verschillende kleuren om de vingers van de linkerhand gewikkeld ontstonden er traditionele patronen in kniekousen, mutsen en truien. We hadden altijd de grootste lol met elkaar.

Afgelopen december, vlak voor kerst, ging de zaak dicht. Zus P. en ik kwamen er al een aantal jaar niet meer, langzaam maar zeker was de animo voor de workshops minder geworden.

Ik vroeg aan O. of ze nog vaak in Noorwegen kwam. 'Nee,' zei ze, 'dat kan ik niet meer aan.'
Vijf jaar geleden, toen ze vijftig jaar getrouwd waren, had ze haar thuisland voor het laatst bezocht. Met haar man, zoons, schoondochter en enige kleinkind hadden ze twee fantastische weken in de sneeuw gehad.



Toen ik doorvroeg waren het niet de fysieke mankementen die haar ervan weerhielden. Nee, het was het afscheid, telkens weer het afscheid, waar ze moeite mee had. En het duurde steeds langer voor ze haar draai weer had gevonden in Nederland.

Voorgoed teruggaan was geen optie meer. Ze werd straks 75, zei ze. En al 56 jaar woonde ze hier. Vroeger zeiden ze altijd tegen elkaar dat ze terug zouden gaan als ze met pensioen waren. Maar met de geboorte van hun kleinzoon, bijna 21 jaar geleden, hadden ze dat plan laten varen.

Laat me maar even, had ze tegen haar zoon gezegd, toen ze vanaf de veerboot de Oslofjord achter zich zag verdwijnen. Ook nu ze het me vertelde had ze de tranen in haar ogen. 

Ze nam afscheid van me en reed vastberaden richting kassa.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten