maandag 26 maart 2018

Aal

Het verhaal laat me niet los.

Het verhaal kwam los na een geschreven terugblik op onze heerlijke zomervakanties in Egmond aan Zee. Een heuse publicatie in een gigantische oplage gedrukt, wat was ik trots.

Zeven zomers lang zaten we in het huis van de familie G., bijna vijftig jaar geleden voor de eerste keer. Een peuter van net twee jaar was ik, en acht jaar oud toen we er voor het laatst waren. Het gezin waarvan we huurden zat met zijn drieën opeengepakt in het schuurtje achter het huis. De man stroopte en bracht zijn konijnen mee naar de binnenplaats, waar wij niet mochten komen.
Dat alleen al was genoeg om over te willen schrijven.

Maar toen.
Ze meldde zich zelf, de dochter van de stroper waarvan ik het bestaan niet kende. Want terwijl wij vakantie vierden , en ik misschien wel in haar bed lag, woonde zij in Amsterdam-Noord. Op een steenworp afstand van waar wij zelf de rest van het jaar woonden. Haar zoontje had ze bij haar ouders achtergelaten.

Ik zocht haar op, meerdere keren. Want, het loopt soms vreemd in het leven, ze woonde ook nu weer vlakbij mij. Steeds kreeg ik een beetje meer van haar verhaal te horen. Mijn nieuwsgierigheid bracht me terug in Egmond. Ik sprak met mensen die haar hadden gekend, en mijn fantasie vulde de open plekken in.



Ik wilde haar verhaal opschrijven, maar wist dat zij dit niet wilde. Ik probeerde het in romanvorm, waarbij ik haar naam veranderde naar Aal, maar de uitgevers hapten niet. Ik overwoog een cursus Literaire non-fictie, om het verhaal, dat steeds meer het verhaal van haar moeder werd -die ik Anna noemde,- op een verantwoorde manier te vertellen. Maar dan had ik wel de medewerking van mijn bron nodig.

Een maand geleden was ik voor het laatst bij haar. Een blijmoedig mens, ondanks de ellende die haar in het leven ten deel is gevallen. Wat voelde ik me slecht, ze moest eens weten.
Al zeven jaar reist haar leven mee in mijn hoofd. Ik hoop dat het er ooit uitkomt. Al is het maar om te laten zien dat je je niet moet laten kisten. Nooit.


zaterdag 24 maart 2018

Witte tulpen

Twee jaar geleden, donderdag 24 maart.
Witte donderdag, en samen met vader ga ik langs bij zus M. We hebben een boeket witte tulpen en ranonkels bij ons.

Ik krijg de informatie voor het verblijf aan zee mee, een gloednieuw luxe vakantiehuisje op het strand waar ze zo graag naar toe wilde.
Wij zullen daar de paasdagen doorbrengen, in hun plaats. Ze heeft teveel pijn.

We weten niet dat ze nog maar vijftien dagen bij ons zal zijn.




Zaterdag 24 maart.
Ik koop een bos witte tulpen voor mijzelf. Ze hebben een klein roze streepje.

zaterdag 17 maart 2018

My Silver Lining

Ze zongen de sterren van de hemel, de Zweedse zusjes. In de poptempel die vijftig jaar bestond, en waar ik vijfendertig jaar geleden mijn allereerste concert bezocht.

Twee jaar geleden werd het nummer gebruikt tijdens een autocommercial, ik raakte betoverd.
Het zinnetje 'I just keep on keeping on' werd mijn mantra.
Het zinnetje 'Show me my silver lining' gaf de inspiratie voor mijn blog.


Hun stemmen loepzuiver. Glashelder. In pure harmonie.
Elk nummer een pareltje.

En toen eindelijk eindelijk, als laatste nummer van de toegift, kon ik het met de zusjes Söderberg meezingen.

I just keep on keeping on.

zaterdag 3 maart 2018

Domweg gelukkig in de Pruimenstraat


Ze drukte ons een voor een aan haar enorme boezem. Toen ze mijn kinderen zwemles gaf in het Marnixbad, zo'n twintig jaar geleden, moest ze haar badpakken al op maat laten maken.

We waren heel even terug in onze oude straat. Vlak voordat we moesten verhuizen vanwege schreeuwend ruimtegebrek werd het stadsdeel opeens hip, na honderden jaren in het verdomhoekje te hebben gelegen.
Dus was de oude voetbalkantine van de Tuindorp Oostzaanse Boys een gewild pannenkoekenrestaurant geworden, waar hele kuddes jonge vrouwen met in kleurrijke doeken op buik en rug vastgebonden baby's de zondag doorbrachten. Op de bank in de hoek lag een uitgetelde bebaarde vader, zijn peuter kroop over hem heen.

We keken uit over de modderige vlaktes die eens groene voetbalvelden waren geweest en aten een dure pannenkoek. De varkens die werden gehouden om de pannenkoeken van spek en worst te voorzien waren in geen velden of wegen te bekennen.

We konden het niet laten daarna even naar het oude huis te gaan kijken.

Hier begon ik in 1988 mijn volwassen leven in een miniatuur-eengezinswoning, en betaalde een huur van 316 gulden in de maand. 
Ik voelde me een koningin in mijn paleisje met voor- en achtertuintje, al waren de muren van bordkarton en stamden de tegeltjes in mijn keuken nog uit 1953, toen de huizen werden gebouwd voor de arbeiders van de NDSM-scheepswerf.

Mijn kinderen werden er geboren en groeiden er op. Er was lief en ook veel leed.
Buurvrouw Bep was de rots in de branding, al kwam zij zelf ook niet ongeschonden door het leven. Ze verloor man en beide dochters en haar tweede relatie was de goedheid zelve, maar hield iets te veel van een pilsje.



Een koe moet nooit vergeten dat hij kalf is geweest was haar lijfspreuk, en dat was erg prettig als mijn twee apenkoppen wat luidruchtig waren. Ze miste ons, en wij haar.
Hadden mijn huidige buren maar één procentje van Bep gehad.

Aan het eind van de straat stond eenzelfde woning te koop voor 275.000 euro.