zaterdag 8 oktober 2016

Ribbels

De beginselen van het handwerken werden mij op de lagere school bijgebracht door juffrouw K. Ze had een hazenlip, rook niet zo fris uit haar mond en trakteerde als ze jarig was de hele klas op salmiakjes. Ieder kind kreeg er twee.
 
Bovenal was ze genadeloos als het ging om het uithalen van met veel moeite geproduceerde werkjes. Het breien van een poppensjaaltje was de allereerste handwerkopdracht die we van juffrouw K. kregen. Tien steken op een pen, alleen maar recht gebreid, waardoor er een ribbelpatroon ontstond waar ik de rest van mijn breiende bestaan een afkeer van ben blijven houden.
Ik koos een jarenzeventigoranje katoen, dat te strak om de stalen naalden werd opgezet en in de loop van de lessen zweterig werd van mijn handen. Als er een steek viel moest je achterin de rij aansluiten. Keer op keer werd het frommelige sjaaltje uitgehaald als je eindelijk bij het bureau van juffrouw K. was aangekomen.


 

Dat het later allemaal nog goed is gekomen mag een wonder heten. Mijn moeder breide veel en toen ik een jaar of zestien was ontdekte ik dat je ook je eigen patroon kunt ontwerpen. Wat er toe leidde dat  ik diverse blokkentruien à la Mondriaan in elkaar flanste en weer even later, in mijn punkperiode, een zwarte gatentrui maakte waarbij twee kaarsen als breinaalden dienden.

Er volgden babytruitjes en toen heel lang niets.

Na de ontdekking van de handwerkzaak in de nieuwe woonplaats kwamen mijn handwerkskills op een ander level. Sokken, kabels, Noors breien: ik leerde het allemaal. Bij wijze van therapie haal ik tegenwoordig ieder foutje uit. En ben juffrouw K. eeuwig dankbaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten