zaterdag 7 januari 2017

Geboortegrond

We reizen af naar zijn geboortegrond. De plek waar hij morgen precies zeventig jaar geleden ter wereld kwam. Ik was er nog lang niet, maar wát zou hij belangrijk voor mij worden.
Twaalf was ik, toen ik een cassettebandje van zus P. draaide. Er stond een veelheid aan muziek uit de jaren '70 op, waaronder Boz Scaggs, Santana, én twee nummers van David Bowie: Rebel Rebel en Golden Years.
Het gitaarintro van dat eerste nummer sneed door mijn ziel, hoe jong ik ook was. Ik begreep nog niets van de tekst, maar het greep mij en liet mij niet meer los. Het bandje pikte ik in en werd het eerste item van mijn verzameling. Ik spaarde mijn zak- en verjaardagsgeld en als ik genoeg had voor een elpee fietste ik naar Helsloot op het Buikslotermeerplein. En dan moest ik een keuze maken uit het groot aantal albums dat ik nog niet had. Bowie, David bleek een eigen vakje te hebben in de bakkenrij, vol met platen waarvan de ene hoes nog mooier was dan de andere. Ik wilde ze allemaal, maar toch liet ik de gekozen plaat opzetten die je dan door een grote koptelefoon, nog warm van je voorganger, even mocht luisteren.
Thuis draaide ik ze grijs, stuk voor stuk. Af en toe sloeg de naald over, dus werd er eerst een dubbeltje op de kop geplakt, en toen dat niet meer hielp, een kwartje.
Ik kocht een songbook, vertaalde de woorden die ik nog niet kende met behulp van mijn schoolwoordenboek Engels-Nederlands en verwonderde mij over de onbegrijpelijke teksten. Ik kocht Popfoto's, Hitkranten en Muziek Expressen als er ook maar een postzegeltje foto van Dave met zijn waanzinnig aantrekkelijk scheve tanden in stond. Legde plakboeken aan, kreeg een Bowie-penvriendin en werd lid van de fanclub.


Ik was geen fan van weetjes, niet iemand die alle bootlegs verzamelde en wist wat het derde nummer was dat hij speelde tijdens een concert in een achterafzaaltje in Tokio in 1972. Nee, ik haalde mijn genoegen uit het in mijn eentje op mijn kamertje zitten met een koptelefoon op en kreeg telkens weer een dichtgeschroefde keel bij de live-versie van My Death en kippenvel bij Wild is the Wind. Ik droomde van een ontmoeting, of op zijn minst van het bijwonen van een concert. En dat gebeurde in 1983 voor het eerst, in de Rotterdamse Kuip. Ik zag in de verte een poppetje met geelblond haar in een lichtblauw pak, en de tranen stroomde over mijn wangen. De ergste gekte was verdwenen toen ik een jaar of twintig was. En nog wat later, toen ik werd meegenomen in de wereld van de Afrikaanse muziek, verdween hij zo goed als uit beeld. Het scheelde dat Bowie zijn mooiste platen al had gemaakt. Plichtsgetrouw kocht ik de albums die hij met enige regelmaat maakte, maar het vuur leek gedoofd.
Toch is hij altijd, op de voorgrond of wat meer op de achtergrond, in mijn leven geweest. Na mijn scheiding keerde ik terug naar mijn eerste muziekliefde. En vond ik weer troost in zijn woorden, zijn muziek, zijn vertrouwde stem. Ik bezocht de waanzinnige overzichtstentoonstelling David Bowie is in Londen en Berlijn. Vorig jaar op 8 januari, zijn 69e verjaardag, luisterde ik naar zijn nieuwe album Blackstar, op de fiets onderweg naar een Shiatsu-behandeling. Zijn stem, die Lazarus voor mij zong, kwam weer net zo binnen als 37 jaar ervoor. Ik was verbijsterd en totaal van de kaart toen ik drie dagen daarna, op maandagochtend 11 januari, het nieuws las van zijn dood. Ik bezocht nog tweemaal de tentoonstelling in Groningen. Met zus M., die zich liet meeslepen door mijn enthousiasme, en haar vriendin. En met penvriendin E., bij wie de Bowie-liefde wat meer was weggezakt.
Nu gaan we naar Londen, schoonzus I. en ik. We hebben kaartjes voor Lazarus, de musical. Voor de matinee op zondag 8 januari, de dag dat hij zeventig zou zijn geworden. De cirkel is rond.
Love-on ya, Dave!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten