zondag 30 oktober 2016

Zenderen  2

Het gezin S. waarin de dertienjarige Olav terecht kwam bestond uit een weduwe met drie volwassen kinderen: Marie van 35, Riek van 32 en Henk van 28. Allemaal woonden ze nog thuis.
Het eerste wat moeder S. aan Olav vroeg, was of hij bonnen bij zich had. Voedselbonnen. Een beetje vreemde vraag, want de reden dat er kinderen uit Amsterdam werden weggestuurd, was dat er te weinig eten voorhanden was.
Olav sliep bij Henk op de kamer. Hij was technisch tekenaar van beroep. Het was geen onaardige man, maar het leeftijdsverschil was zo groot dat er geen band ontstond. Henk kon het beter vinden met een meisje van een jaar of twintig, dat daar ook een tijdje in huis zat. Maar op een gegeven dag was het meisje weer verdwenen.
Riek was erg aardig. Zij liet Olav meehelpen in de achter het huis gelegen moestuin.
Die voorzag het gezin van verse groenten. Deeg voor brood werd door moeder gemaakt en afgebakken in de oven van de bakker om de hoek. Het waren grote broden, waar enorme plakken vanaf werden gesneden. Olav durfde niet zoveel te eten, bang dat hij teveel at.
In de tuin stond een schuurtje, waarin illegaal een varken werd gehouden. Dat was verboden door de Duitsers. Olav was er getuige van dat het varken werd geslacht en in delen in weckflessen belandde. Ook de kippen moesten er een voor een aan geloven.
Naast wat schoffelen in de moestuin was er voor Olav niet veel te doen. Hij ging niet naar school. Marie was onderwijzeres en gaf  hem wat Engelse les, maar dat was maar even. Henk en Riek hadden nogal eens ruzie, wat de sfeer niet ten goede kwam. Henk was vaak bij vrienden die op een dichtbij gelegen boerderij woonden. Olav ging wel eens mee, er liepen grote honden rond. Op de vloer van Henks kamer lag een hondenhuid als kleedje.


Het gezin was goed katholiek. Iedere avond werd er in een duizelingwekkend tempo een rozenhoedje gebeden. Vijftig keer een weesgegroetje, voor het slapen gaan. En op zondag met het hele gezin naar de parochiekerk die bij het karmelietenklooster hoorde.
Van de oorlog was niet veel te merken. Behalve toen Olav door ernstige verstopping erg ziek werd.
De enige arts die beschikbaar was, was een Duitse officier. Die gaf hem medicijnen waardoor hij weer opknapte.
Al die tijd was er geen contact met vader en moeder in Amsterdam. Niemand wist wanneer de oorlog afgelopen zou zijn en Olav weer naar huis zou kunnen.
Wordt vervolgd.

zaterdag 29 oktober 2016

Zenderen 1


Het was op een maandagmiddag in januari 1945 dat mijn toen dertienjarige vader Olav door zijn moeder naar de haven van Amsterdam werd gebracht. Lopend vanuit de Oosterparkbuurt, want een fiets was er niet. Die kwam pas na de oorlog.
Met nog een aantal andere, min of meer vreemde, kinderen uit de Bonifatiusparochie beklom Olav de vrachtboot. In het ruim zaten de kinderen naast elkaar op de grond in het halfdonker. De boot voer af over de Zuiderzee, en geen van de kinderen wist waar naartoe. Gesproken werd er niet, Olav kende niemand en de meeste kinderen zaten apathisch voor zich uit te staren.
Olav had alleen een pakje brood bij zich, verder niets. De twee sneetjes oorlogsbrood waren snel op. De rest van de reis, die tot woensdagavond duurde, was er geen eten of drinken. Veel kinderen kregen diarree en moesten op een emmertje achter een gordijn hun behoefte doen.



Het was pikdonker toen de boot in Zwolle aankwam. Er was een bordje pap, en een aantal kinderen werd hier overgedragen aan gezinnen die een kind opnamen. Voor Olav was er nog geen gezin.
Na een nacht op een vloer voorzien van stro, ergens in de hal van een gebouw, ging de reis verder over land. Met paard en wagen.
Goor was het volgende station, na een nieuwe dagreis. Weer donker, weer families die de kinderen kregen toegewezen. Hier was een aardige agent, die Olav graag wilde opnemen in zijn gezin. Zijn chrístelijke gezin, en aangezien Olav katholiek was werd dit niet toegestaan.

Een nieuwe nacht, een nieuwe dag. Zonder schone kleren, met weinig eten en geen idee wat hen stond te wachten werd de reis voortgezet tot aan Hertme. Hetzelfde ritueel, en toen waren er nog maar drie of vier kinderen over. Olav was een van hen.
Een paar kilometer verder lag Zenderen. Het was inmiddels zaterdagavond toen de laatste kinderen hier arriveerden. Het gezin dat Olav uiteindelijk meenam was een beetje teleurgesteld, omdat ze liever een meisje hadden gehad. Maar de jongste dochter ontfermde zich liefdevol over hem.
Wordt vervolgd.

woensdag 26 oktober 2016

Fear is in your head




Oh, happiness is happening
Dragons have been bled
Gentleness is everywhere
Fear's just in your head, only in your head
Fear is in your head, only in your head
So forget your head and you'll be free

Uit: Fill your Heart (Biff Rose, gecovered door David Bowie op Hunky Dory-1971)
 
 

zaterdag 22 oktober 2016

Verboden liefde

Er was eens een meisje in Amsterdam. Toen ze tien jaar was, overleed haar moeder in het kraambed. Vader hertrouwde al snel. De nieuwe vrouw van vader wilde niets van de kinderen weten, dus het meisje werd naar het Burgerweeshuis gestuurd. Daar was het leven hard.


Op haar zestiende werd ze te duur en moest ze een dienstje nemen. In Groningen werd er een gezin voor haar gevonden, met drie kinderen.
Het duurde niet lang of de heer des huizes werd verliefd op het meisje. Hij was 25 jaar ouder dan zij. Ze kregen een verhouding. Toen dat uitkwam was het huis te klein.




Het meisje werd naar het gevang gestuurd, als aanstichtster van de ontrouw. Een jaar mochten ze haar vasthouden, want tot haar eenentwintigste had het Burgerweeshuis zeggenschap over het meisje.
Een jaar waarin ze haar geliefde af en toe zag, in de kerk. Waar hij haar soms een briefje onder haar arm schoof en haar toezegde op haar te wachten. En dat deed hij.


Zijn vrouw stemde niet in met een volledige scheiding, dus werd het een scheiding van tafel en bed. Ze gingen samenwonen, o wat een schande, en kregen samen tien kinderen.
De kinderen van zijn eerste vrouw zag de man nooit meer. Totdat een van zijn dochters op haar veertigste ongeneeslijk ziek bleek en aangaf haar vader en alle kinderen uit zijn nieuwe gezin te willen ontmoeten. Dat gebeurde, en ook tijdens de uitvaartplechtigheid waren ze allemaal aanwezig.


Het meisje, dat tien kinderen grootbracht en aansluitend voor haar veel oudere man moest zorgen, wiens gezondheid verslechterde, had een zwaar leven.
Dat meisje was de moeder van mijn yogadocente, die dit bijzondere verhaal met mij deelde.

woensdag 19 oktober 2016

Baobab



Ik nam hem -op de valreep- mee vanaf Aéroport international Léopold Sédar Senghor, het vliegveld van Dakar. Hij stond daar te midden van al zijn broertjes en zusjes, groot en klein.
Miniatuuruitgaven van de reuzenbomen die we twee dagen ervoor tegenkwamen, op weg naar begraafplaats Darou Salam, ergens tussen Mbacké en Touba.

Aan de takken van de baobabs die het dichtst aan de kant van de weg stonden wapperden stukken en stukjes grijs plastic, terwijl ik dacht dat het vogels waren.
We wezen elkaar op de dikste, mooiste en grilligste bomen, ter afleiding van de spanning die we alledrie voelden.
Ter afleiding van de rammelende taxi waarin we ons bevonden, en de levensgevaarlijke rijstijl van de chauffeur.
Ter afleiding van onze in elkaar geschoven en gevouwen lichamen. Met zijn drieën én tante Ndeye erbij op de achterbank, bij een temperatuur van 33 graden.
Ter afleiding van de trek en de dorst. Een stokbrood en een fles warm geworden water in de tas, die we maar af en toe tevoorschijn durfden te halen. Het was ramadan en waarom zouden wij klagen als de vastende familieleden niets van ongemak lieten blijken?




Nu staat hij op de vensterbank in Almere, zijn blaadjes gezond donkergroen. Twintig kilometer verder, in Amsterdam Zuidoost, staat een van zijn broertjes.
Ruim 5700 kilometer van de apenbroodbomen vandaan, die waken over de vader van mijn kinderen.


zaterdag 15 oktober 2016

De douche

Ik ben moe en heb het koud. Vol verwachting stap ik onder de douche, die ik al even heb laten lopen om er zeker van te zijn dat ik niet onder een te koude straal stap, wat de ellende alleen maar groter zou maken.
Ik merk meteen dat het niet de totale ontspanning oplevert waarnaar ik verlang, wanneer mijn haar het hete water opslokt en mijn hoofdhuid bereikt. Nu moet ik blijven draaien om alle plekken van mijn lichaam warm te krijgen. Ik zet andere middelen in om korte momenten van een prettig gevoel op te roepen: ik pik de sinaasappeldoucheschuim van F., scheer de haartjes weg die ik niet wil zien en spoel met het warme water de te dure mascara weg die ab-so-luut niet met reinigingslotion verwijderd mag worden.


Het mag niet baten. Ik heb het koud, voel me te dik, mijn hoofdpijn wordt alleen maar erger en ik zie dat de grote droge handdoek te ver weg hangt om mij straks, na het dichtdraaien van de douchekraan, zo snel af te drogen dat ik de warmte die ik bij me draag, ook nog even kan vasthouden.



woensdag 12 oktober 2016

Kralenrij


Heerlijk toch, zo'n kralenrij aan vooruitzichten? schreef ze in een van haar laatste mails.

Doelend op de zomervakantie die nog een half jaar ver was. Op alle leuke dingen die ik daar zou gaan doen.

Heerlijk ja, maar de kralenrij is inmiddels uiteengespat. Ik gris en graai, probeer zoveel mogelijk kleurtjes te pakken en er weer een passend geheel van te maken. Maar er zitten van die lelijke dropgrijze kralen tussen, en het voelt alsof het allemaal net niet meer klopt.



zaterdag 8 oktober 2016

Ribbels

De beginselen van het handwerken werden mij op de lagere school bijgebracht door juffrouw K. Ze had een hazenlip, rook niet zo fris uit haar mond en trakteerde als ze jarig was de hele klas op salmiakjes. Ieder kind kreeg er twee.
 
Bovenal was ze genadeloos als het ging om het uithalen van met veel moeite geproduceerde werkjes. Het breien van een poppensjaaltje was de allereerste handwerkopdracht die we van juffrouw K. kregen. Tien steken op een pen, alleen maar recht gebreid, waardoor er een ribbelpatroon ontstond waar ik de rest van mijn breiende bestaan een afkeer van ben blijven houden.
Ik koos een jarenzeventigoranje katoen, dat te strak om de stalen naalden werd opgezet en in de loop van de lessen zweterig werd van mijn handen. Als er een steek viel moest je achterin de rij aansluiten. Keer op keer werd het frommelige sjaaltje uitgehaald als je eindelijk bij het bureau van juffrouw K. was aangekomen.


 

Dat het later allemaal nog goed is gekomen mag een wonder heten. Mijn moeder breide veel en toen ik een jaar of zestien was ontdekte ik dat je ook je eigen patroon kunt ontwerpen. Wat er toe leidde dat  ik diverse blokkentruien à la Mondriaan in elkaar flanste en weer even later, in mijn punkperiode, een zwarte gatentrui maakte waarbij twee kaarsen als breinaalden dienden.

Er volgden babytruitjes en toen heel lang niets.

Na de ontdekking van de handwerkzaak in de nieuwe woonplaats kwamen mijn handwerkskills op een ander level. Sokken, kabels, Noors breien: ik leerde het allemaal. Bij wijze van therapie haal ik tegenwoordig ieder foutje uit. En ben juffrouw K. eeuwig dankbaar.

woensdag 5 oktober 2016


Herintreder



Jaren geleden startte ik vanuit het niets met hardlopen, samen met vriendin C. Met horten en stoten voltooiden we onze eerste rondjes op het Perenpad. We zetten door en na twee maanden liepen we de Midzomernachtloop in het Amsterdamse bos. Vijf hele kilometers, wat een triomf. Drie, vier maanden daarna haalden we de tien.
Door weer en wind, met plezier of vloekend: twee keer in de week liepen we door de weilanden van Waterland of over de bruggetjes in het Twiske. Gezien het verschil in lengte vormden we een verbazingwekkend goed, in hetzelfde tempo lopend, koppel.
C. haalde nog glorieus de eindstreep van de Dam tot Dam. Ik was vergeten dat ik er dat weekend helemaal niet was en verkocht mijn startbewijs door.
Toen volgde er een operatie. En een verhuizing. En was de vaart eruit.

Nog enkele malen heb ik geprobeerd het lopen op te pakken. Vanuit huis was ik immers zó in het bos of park. Mijn loopschoenen stonden klaar, maar het lukte gewoon niet meer. Er was een blessure, of ik had het te druk, en M. liep met een soort hertensprongen naast me waar ik heel zenuwachtig van werd.



Ik ben heringetreden. Na jaren van stilstand moest ik in beweging komen.
Ik schreef me in voor een zevenweekstraining. In zeven keer bouwen we, in een groepje met juf, heel voorzichtig, de training op.

Mijn lichaam weet nog hoe het was en wil vooruit. Ik kan niet wachten tot ik word losgelaten en mijn hoofd kan leegmaken, terwijl mijn voeten de weg wegtikken.

zaterdag 1 oktober 2016

Stoofpeertjes


De courgettes komen uit de Amsterdamse moestuin van I. Het recept  om ze in te maken van T. uit Alblasserdam, die op haar beurt het recept uit Landleven haalde en aanpaste.

De appels komen uit de moestuin van de Friese schoonouders én van de kweker in Kraggenburg, meegebracht door zus P. Het recept voor de compôte met de handperen erbij uit het kookboek In Stock Cooking over Hoe Zonde Het Is Restjes Weg Te Gooien.

De stoofpeertjes komen van collega K., ook uit  Friesland. Het recept is van mijn moeder. 

Wat waren ze er dol op, alletwee. Dieprode, boterzachte peertjes die in je mond uit elkaar vallen. En dan het zoete sap met de smaak van de kaneel en rode wijn waarin ze werden gestoofd.
Vorige herfst heb ik ze nog klaargemaakt, voor moeder en zus. Nu hoeft dat niet meer. 

Ik stel me een feestelijk gedekte tafel voor, daarboven. En geniet voor drie van de peertjes waar het hele huis naar geurt op een zondagmiddag.